De vliegende Fries
Over kunstenaars, wetenschappers en ontdekkingsreizigers schrijf ik vaak genoeg, maar sportatleten blijven opvallend onderbelicht in mijn teksten. Ik heb weinig met sport: ik snap de ontroering wel die uitzonderlijke sportprestaties teweeg kunnen brengen, maar tegelijkertijd vind ik het vaak valse heroïek. Is de snelste mens ter wereld echt het bejubelen waard wanneer hij weer eens een tiende van een seconde sneller heeft gelopen als je weet dat zelfs hij nog steeds met gemak ingehaald wordt door een jachtluipaard? Sportmannen spreken weinig tot de verbeelding omdat ze alleen de grenzen binnen de werkelijkheid kunnen verleggen.
Toch is er één sportman waarover ik graag ooit een boek zou schrijven, een man wiens uitzonderlijke leven mij wel prikkelt. Ik heb het over de Friese polsstokspringer Tjepke Klysma, een naam die u misschien weinig zegt en die zelfs in Friesland grotendeels vergeten lijkt. Het is ook al lang geleden natuurlijk, want Klysma werd geboren in 1902 en verdween in 1929. Klysma werd door de geschiedenis niet weerhouden, ook al was hij een van de grote sterren uit zijn tijd.
Hij is een van mijn vele obsessies en zou ik van een uitgever die gespecialiseerd is in uitzonderlijke sportbiografieën ooit de vraag krijgen om een boek over hem te maken, dan zou ik daar onverwijld aan kunnen beginnen. De eerste hoofdstukken laten zich het makkelijkste schrijven. Aan de hand van beschrijvingen van het waterrijke Friesland zou ik de lezer duidelijk proberen te maken hoe bepalend dat landschap van sloten en grachten was voor Klysma’s hele leven, en ik verwijs daarbij in de eerste plaats naar fierljeppen, de nationale Friese sport waarbij gezonde Friese jongemannen met behulp van een stok over diezelfde sloten en grachten springen, een sport die ook vandaag nog met het nodige serieux beoefend wordt, zij het alleen daar, net zoals men alleen in het oosten van Turkije kan deelnemen aan kampioenschappen olieworstelen. Klysma bleek al snel een uitzonderlijk talent: hij was nog maar net tien jaar oud toen hij de eerste plaats haalde op een fierljeptoernooi in het dorpje Buitenpost. Meteen wist de buitenwereld, of toch zij die het fierljeppen destijds even serieus namen zoals sportliefhebbers het voetbal of wielrennen vandaag, dat hier de eerste aanzet van geschiedenis werd geschreven.
Het drama van 1924
Ik zou vervolgens schrijven dat Klysma in de jaren daarna de ene fierljepcompetitie na de andere, maar al snel meer ambitie toonde. In plaats van telkens weer van de ene oever van een Friese sloot naar de andere te springen, wilde hij de wereld zien en dus legde hij zich na verloop van tijd toe op het polsstokspringen, destijds al een olympische discipline en dus Klysma’s mogelijke ticket weg uit Friesland. Beide sporten zijn aan elkaar gewaagd, en dat viel ook af te meten aan de prestaties van de Friese atleet. Polsstokspringers die al jaren aan de top stonden hadden er plots een te duchten concurrent bij: een 1,92 m hoge Fries die nooit hoog van de toren blies, hoewel hij steeds hoger sprong, tot niemand hem nog volgen kon en hij op de Olympische spelen van 1924 in Parijs de topfavoriet was voor de gouden medaille. Hij maakte die favorietenrol ook waar en ging er zelfs als eerste mens ooit over een hoogte van 4 meter.
Toch zullen sportquizzers zijn naam niet tegenkomen bij het instuderen van goudenmedaillewinnaars, want ondanks dat wereldrecord stond niet Klysma maar een zoveelste Amerikaan op het hoogste schavot. Volgens de jury was Klysma’s stok uit wilgenhout niet reglementair en werd hij daarom gediskwalificeerd. Een vreemde beslissing, alleen al maar omdat er veel door de vingers werd gekeken – men zou bij wijze van spreken zelfs met een rekstok gesprongen mogen hebben – en er van uitgebreide reglementen weinig sprake was. Het boegeroep van de fans deed de jury nog halsstarriger vasthouden aan hun beslissing. Corruptie, een vete tussen de juryvoorzitter en de atleet: wat er daar precies gebeurd is, is nooit opgehelderd, ook al omdat Klysma er nooit over heeft willen praten. In plaats van de confrontatie aan te gaan kondigde hij niet veel later zijn afscheid aan als professioneel polsstokspringer. Hij had, zo vertelde hij in de Friesche Courant, ingezien hoe dwaas die voortdurende drang om de ander de loef af te steken wel niet was.
Misschien denkt u dat zijn biografie hier dan stopt, en dat het verhaal best mager is, maar eigenlijk begint het hier pas. Klysma stopte dan wel met competitie, maar het polsstokspringen zelf gaf hij niet op. We kennen allemaal de verhalen van sterke mannen die onder luid gejuich treinen voorttrekken met een touw in hun mond, en het is in dat milieu dat we Klysma voortaan moeten situeren: dat van pensenkermissen en jaarfeesten. Circusartiest, zo kan je hem in die jaren nog het best omschrijven. In kleine dorpen en steden over heel Europa drommen mensen samen om zijn spectaculaire acts te bewonderen. Ze zien de grote Fries na een flinke aanloop over hun marktplein over een huis springen, om hem iets later langs de voordeur weer naar buiten te zien komen. Ik vond in een krant van toen een kort ooggetuigenverslag van een van zijn voorstellingen: “Vorig jaar nog werd de Friesche Tjepke Klysma gediskwalificeerd op de Olympische Spelen te Parijs, maar vandaag maakt hij als ‘The Flying Frisian’ het mooie weer. In Sint-Niklaes nodigt hij voor zijn stunt een lokale deerne uit om plaats te nemen bovenop het dak van haar woning, met in haar hand een tot de rand gevuld kopje koffie. Terwijl zij door een assistent van Klysma wordt verankerd ten behoeve van de veiligheid, wandelt de Friesch met zijn lange polsstok enkele honderden meters verder. Het publiek wordt aangemaand opzij te gaan. Op zijn gelaat toont zich uiterste concentratie. Hij begint te lopen en nog voor men de kans krijgt om met zijn ogen te knipperen, ziet men alreeds een rijzige gestalte door de lucht zweven. In zijn vlucht neemt hij het kopje mee en eens geland blijkt zowaar geen druppel te zijn verspild. Onder luid applaus drinkt Tjepke Klysma, de Vliegende Fries, het kopje met het zwarte goud leeg.”
De verdwijning van Klysma
De Vliegende Fries: zo ben ik zelf Tjepke Klysma op het spoor gekomen. Toen ik op een avond doelloos op het internet zat rond te surfen, belandde ik op een website met oude circusposters. De op zijn hoofd lopende Upside-Down Man, de mystieke Dr. Invisible of The Pearl Brothers met hun duikact: ik bekeek deze prachtige antieke tekeningen en baalde dat ik tientallen jaren te laat geboren was. En toen stootte ik op een poster van de Flying Frisian Man. Ik zocht verder, en nog wat verder en uren later was ik helemaal gefascineerd. Zo begon mijn lichte obsessie met deze man, want dat is het. Ook al bestaat er niet veel bronmateriaal over hem, maar alles wat er is, heb ik wel eens door mijn handen laten gaan.
Van die weinige bronnen gaat de hoofdmoot trouwens niet over diens atletische prestaties of zijn artiestenbestaan, maar over zijn verdwijning in 1929. Vandaag ligt niemand hier nog van wakker: hooguit doet het verhaal van hun grootoom nog de ronde op familiefeesten van de enkele Klysma’s die Friesland nog kent. Maar in zijn tijd was zijn verdwijning wereldnieuws en in de maanden en jaren nadat hij van de aardbodem verdwenen leek gingen verschillende reporters en fans vruchteloos naar hem op zoek.
Dit verhaal begint een jaar eerder, in 1928. Dan kondigt Klysma, blind van ambitie en overtuigd dat hij gezegend is met een nooit eerder op deze wereld gezien talent, opnieuw zijn afscheid aan. Tijdelijk, want hij wil met een nieuwe stunt de eeuwigheid in springen en dat vraagt voorbereiding. Over huizen en woning springen kan iedereen met wat oefeningen, maar over bergen? Dat zou niemand hem ooit na doen. Zijn oog valt daarbij op de westelijke rotswand van de Ulamertorsuaq in Groenland, een indrukwekkende rotsformatie van enkele honderden meters hoog. Die is recht en niet té hoog, al lopen de meningen daarover uit elkaar. Bovendien klinkt Groenland obscuur genoeg om de interesse van de wereldpers te wekken. De krantenkoppen schrijven zichzelf: “Friese Straatartiest wil over berg springen”.
Klysma laat zich omringen door wetenschappers: fysici houden zich bezig met het berekenen van aanloopafstand en loopsnelheid, terwijl ingenieurs een uiterst flexibele polsstok ontwikkelen. Een van die ingenieurs zou later, na zijn verdwijning, in een interview verklaren dat Klysma het onmogelijke wou bereiken. De menselijke grenzen verleggen lukt nog wel, maar de wetten van de fysica liegen er nu eenmaal niet om: wat hij wilde kon gewoonweg niet. Zo vertelden ze het hem ook na steeds opnieuw tellen en meten en wegen. Zijn stunt zou steeds dezelfde uitkomst hebben. Hij zou tegen die rotswand smakken en bij de val in het beste geval zijn nek breken. De ingenieur zegt in datzelfde interview dat Klysma niet van opgeven hield en de dag erop het hele wetenschappelijke team dat hem bijstond ontsloeg. Hij zou alleen verder gaan.
Vanaf hier stopt de werkelijkheid en neemt de verbeelding het over. Niemand weet wat er daarna is gebeurd. Ik kan me enkel baseren op wat mensen uit de omgeving van Klysma hebben verklaard, en het politieverslag over zijn verdwijning. In de loop van de jaren zijn enkelingen me voorgeweest met het bedenken van theorieën over hoe het Klysma is vergaan. Als ik ooit zo’n levensverhaal zou mogen optekenen, dan zou ik de uitgever vragen mij de tijd te gunnen om dit uit te spitten, dan zou ik mijn spaargeld aanspreken om de reizen die nodig zijn te kunnen bekostigen, ook al kost het me jaren van mijn leven.
"De wetten van de fysica liegen er nu eenmaal niet om: wat Klysma wilde, kon gewoonweg niet"
Nu moet ik mij helaas beperken tot het herhalen van de bestaande theorieën. Sommige stemmen beweren dat hij op de vijver van een Friese sloot ligt, maar zijn lichaam werd nooit gevonden en het is ook een erg onwaarschijnlijk scenario, want niemand die Klysma goed heeft gekend, heeft ooit neerslachtigheid bij hem gemerkt. Dat zat gewoon niet in zijn karakter. Klysma ging altijd verder, keek nooit achterom. Daarom is de tweede, meest voor de hand liggende theorie dat Klysma alsnog naar Groenland is getrokken op zijn eentje, daar is verdwaald of door de kou is omgekomen, of misschien wel van een rots gevallen is. Maar ook daar is nooit enig bewijs voor gevonden.
Er is nog een derde theorie, namelijk dat de Friese atleet zijn plannen niet heeft opgeborgen maar gewijzigd. In zijn woonwagen vond men immers tal van boeken over Zuid-Amerika, met aantekeningen die het steeds maar weer hebben over de zoutvlakte van Uyuni in Bolivia, een eindeloze woestijn omringd door rotsen en een ideale locatie voor de stunt die Klysma voor ogen had. Geen enkele schrijver is dit destijds gaan uitzoeken en dus kan niemand ons bevestigen dat ergens in het jaar 1929 een grote blonde man de boot naar de andere kant van de wereld nam, enkele weken reisde langs onherbergzaam gebied, langs dorpjes waar men nog nooit had gehoord van polsstokspringen, om uiteindelijk aan te komen op die zoutvlakte.
Zelf wil ik dit het meest geloven. Ik zie hem in mijn verbeelding in het midden van die vlakte staan met in zijn handen een meterslange polsstok. Hij haalt nog een laatste keer diep adem en begint dan richting de horizon te lopen, terwijl het zonlicht pijnlijk weerkaatst op dat witte zout. Klysma heeft geen idee hoe ver die bergen die hij meent te zien zich van hem af bevinden, als die er al echt zijn. Als dit het ultieme sportheldenverhaal was, dan kunnen we ons niet anders dan voorstellen dat Tjepke Klysma uiteindelijk die bergwand voor hem ziet opduiken, op het juiste moment zijn stok op de grond plaatst en zichzelf hoog de lucht in katapulteert en dat terwijl hij de aarde kleiner ziet worden, en ook zichzelf, weerspiegeld in de grote plassen op de zoutvlakte, beseft dat hij het gehaald heeft, dat hij, die Fries uit dat vlakke land hoogtes heeft bereikt die niemand hem ooit heeft voorgedaan. Als in een sprookje is hij toen misschien niet meer geland, maar is hij steeds hoger en hoger blijven gaan, tot ver buiten de dampkring, terwijl hij zichzelf toeschreeuwt dat hij The Flying Frisian Man is.
Maar nog mooier vind ik het idee dat hij helemaal niet tot springen is gekomen maar zichzelf dood gelopen heeft, dat hij tijdens zijn aanloop de horizon steeds achteruit heeft zien kruipen in plaats van dichterbij komen, dat hij niet heeft willen opgeven tot hij van uitputting in elkaar stuikte. En vlak voor hij met al dat zout dat in de poriën nestelt, beseft hij dat de grootste hindernis waar hij overheen moest de hindernis was waarover je alleen maar geraakt zonder polsstok.
Nu ik het zo opschrijf, meen ik daar ook een les aan mezelf in te zien. Daarom zal ik nooit een boek schrijven over Tjepke Klysma.